het voltooide deelwoord van scheidbare werkwoorden, 3
Multiple-choice oefening
Klik op het juiste antwoord bij elke vraag.
Hij heeft met die wedstrijd ............. (meedoen)
- meegedaan
- meegedoen
De man heeft zijn tas op die bank ................ (neerzetten)
- neergezet
- neergezeten
Ik heb jouw brieven niet ............. (opendoen)
- opengedoen
- opengedaan
De hond heeft alle koekjes................ (opeten)
- opgegeten
- opgeëten
De politie heeft de zaak in drie dagen ............... (oplossen)
- opgelossen
- opgelost
Zij heeft alle lichten ............. (uitdoen)
- uitgedeen
- uitgedaan
Ik heb op reis veel teveel geld ............ (uitgeven)
- uitgaven
- uitgegeven
Hij heeft zijn vriendin aan zijn ouders ........ (voorstellen)
- voorgesteld
- voorgestelt
De staking was drie dagen op voorhand .......... (aankondigen)
- aangekondigd
- aangekend
Ik heb een nieuwe vergunning .............. (aanvragen)
- aangevroegd
- aangevraagd