Het relatief voornaamwoord - II (D)

Gatenvuloefening

Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om uw antwoorden te controleren. Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer u het lastig vindt om een antwoord te geven. U kunt ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: u verliest punten, wanneer u hints of aanwijzingen vraagt!

Vul het juiste relatief voornaamwoord in. Maak je keuze: DIE of DAT.

1. De trein, in Brussel stopt, komt aan op spoor negen.
2. Het winkeltje, hij dit weekend geopend heeft, verkoopt leuke meubels.
3. Het venster, vuil is, staat open.
4. De pot, op de tafel staat, is kapot.
5. Het geld, zij mij gegeven heeft, is op.
6. Het jongetje, buiten speelt, is blij.
7. De vrouw, op straat loopt, is mijn verloofde.
8. De man, onder de douche stond, zong een lied.
9. De verpleegster, zelf rookt, zegt dat wij niet mogen roken.
10. Herken jij het liedje nu op de radio speelt ?