'Niet' of 'geen' (3)
Multiple-choice oefening
Klik op het juiste antwoord bij elke vraag.
Rijdt die trein snel? Nee, ...
- die trein rijdt niet snel.
- die trein rijdt snel niet.
- die trein rijdt geen snel.
Praat hij? Nee,...
- hij geen praat.
- hij praat niet.
- hij niet praat.
Zwemmen jullie snel? Nee,...
- wij zwemmen niet snel.
- wij niet zwemmen snel.
- wij geen zwemmen snel.
Ben jij leraar? Nee,...
- ik ben leraar niet.
- ik ben niet leraar.
- ik ben geen leraar.
Heb jij een auto? Nee,...
- ik heb niet auto.
- ik heb geen auto.
- ik heb auto niet.
Zie jij de kerk? Nee, ...
- ik zie geen de kerk.
- ik zie niet de kerk.
- ik zie de kerk niet.
Wil je een goedkoop hotel? Nee, ...
- ik wil geen goedkoop hotel.
- ik wil goedkoop hotel niet.
- ik wil niet goedkoop hotel.
Is dat meisje slim? Nee, ...
- dat meisje is slim niet.
- dat meisje is geen slim.
- dat meisje is niet slim.
Eet jij koekjes? Nee, ...
- ik eet niet koekjes.
- ik eet koekjes niet.
- ik eet geen koekjes.
Woon jij bij Svetlana? Nee, ...
- ik woon geen bij Svetlana.
- ik woon niet bij Svetlana.
- ik woon bij Svetlana niet.