Bezittelijke voornaamwoorden

Gatenvuloefening

Vul de gaten in. Druk dan op "Antwoord controleren" om uw antwoorden te controleren. Gebruik de "Hints"-knop om een extra letter te krijgen, wanneer u het lastig vindt om een antwoord te geven. U kunt ook op de "[?]"-knop drukken om een aanwijzing te krijgen. Let wel: u verliest punten, wanneer u hints of aanwijzingen vraagt!

Vul in: mijn - jouw - uw - zijn - haar - ons - onze - jullie - hun

1. Hij heeft een fiets. Het is fiets.
2. Wij hebben boeken. Het zijn boeken.
3. Jan en Sofie hebben een kind. Het is kind.
4. Zij hebben een televisie. Het is televisie.
5. Jij hebt een hond. Het is hond.
6. U hebt een auto. Het is auto.
7. Ik heb een boek. Het is boek.
8. De leraar heeft een krijtje. Het is krijtje.
9. Wij hebben een huis. Het is huis.
10. Anna heeft een schrift. Het is schrift.